Stereotypen verwijzen naar herkenbare, maar onnauwkeurige opvattingen van een bepaalde groep mensen. Jonge kinderen leren stereotypen van wat ze op televisie zien, en van attitudes die ze thuis en met leeftijdsgenoten ervaren. Coöperatieve spellen en roleplaying-activiteiten helpen jonge kinderen de betekenis van stereotypen te leren kennen en hoe ze te vermijden wanneer ze met leeftijdsgenoten omgaan.
Rollenspellen met primaire studenten
Jonge kinderen hebben zeer duidelijke ideeën over geslachtsrollen, zoals meisjes die bepaalde taken kunnen uitvoeren en alleen jongens anderen kunnen doen. Roleplaying games helpen kinderen stereotypen te identificeren en beseffen dat jongens en meisjes beide goed kunnen zijn in veel dingen. In deze activiteit leest de leraar of leider een verhalenkaart waarin kinderen stereotiep worden. Bijvoorbeeld, "Max zegt dat hij Sally niet laat voetballen omdat ze een meisje is." De groep bespreekt vervolgens waarom mensen in het verhaal elkaar niet eerlijk behandelen. De docent leidt de studenten ertoe om te bespreken waarom deze stereotypen niet kloppen en hoe ze kunnen voorkomen dat ze veronderstellingen doen over mensen bij het omgaan met leeftijdsgenoten.
Barstende stereotypen
Deze activiteit wordt gedaan met oudere kinderen nadat ze een basiskennis hebben van stereotypen. Gebruik ballonnen om stereotypen te 'barsten' die mensen oneerlijk labelen. De leraar of leider begint met vooraf opgeblazen ballonnen, zinstrips en markeringen. Studenten zitten in een cirkel en ontvangen een voorbereide zinstrip. Rondom de cirkel leest elke student het stereotype geschreven op zijn zinnenstrip en vertelt de groep waarom het oneerlijk is. Een zin strip zou kunnen lezen: "Alleen meisjes kunnen goed turnen." Na het stereotype te hebben weerlegd, gebruikt de student een speld om zijn ballon te 'barsten', waardoor hij figuurlijk wordt geëlimineerd.
Stereotypen begrijpen
In deze activiteit leren basisschoolleerlingen hoe het concept van het maken van aannames oneerlijk kan zijn voor mensen. De leraar of groepsleider schrijft "jongens" en "meisjes" op het bord. Als groep brainstormen studenten bijvoeglijke naamwoorden bij elke groep, zoals 'atletisch' of 'sterk' voor jongens en 'zachtzinnig' of 'sluw' voor meisjes. Na het maken van deze lijst bespreekt de groep het woord 'aanname'. Studenten beslissen of een van hun adjectieven veronderstellingen zijn. Vervolgens schrijven ze over een persoonlijke ervaring wanneer iemand op basis van hun geslacht een veronderstelling over hen maakte. Als een uitbreidingsactiviteit kunnen studenten een tijdschriftcollage maken die hun verhaal vertegenwoordigt.
Roleplays met oudere kinderen
Oudere kinderen profiteren ook van roleplaying bij het leren over stereotypen. De leraar of groepsleider stelt studenten in staat om scenario's uit te voeren waarbij stereotypering evident is. Ten eerste zijn studenten verdeeld in kleine groepen. Elke groep krijgt een kaart met uitleg over een scène. Een scène kan zijn: "Een groep meisjes speelt hinkelen en Mike wil spelen, zijn vrienden lachen hem uit omdat ze een" meisjesachtig "spel willen spelen." Studenten krijgen de tijd om te oefenen en presenteren hun scène vervolgens aan de hele groep. Nadat elke groep heeft opgetreden, bespreekt de groep hoe de scène stereotypering vertoont en hoe ze in dezelfde situatie kunnen handelen.