Een calorierijk dieet was essentieel voor de Romeinse soldaat, die zware fysieke eisen doormaakte, zowel op als naast het slagveld. Een Romeinse soldaat gebruikte dagelijks naar schatting 6.000 calorieën, terwijl hij actief vocht in een oorlog. Wanneer hij niet tegen de vijand vecht, had de Romeinse soldaat zelden een stil moment tussen trainingsactiviteiten en handenarbeid. Zijn dagelijkse voedselrantsoen voldeed aan zijn basisbehoeften en was ontworpen om hem fit te houden voor de strijd. Dit rantsoen werd aangevuld met voedsel dat werd verkregen door jagen, foerageren en aankopen doen bij inwoners van omliggende dorpen. De dagelijkse calorie-inname van een Romeinse soldaat ligt naar schatting tussen de 3.500 en 6.348 calorieën.
Grains
Het grootste deel van het dieet van de Romeinse soldaat bestond uit granen, zoals maïs, tarwe en gerst. Graan was de belangrijkste bron van koolhydraten van de soldaat en werd gemalen en gebruikt om brood, pap, soep en pasta te maken. Ongeveer een derde van een ton maïs werd jaarlijks geconsumeerd door elke Romeinse soldaat.
Vlees
Vlees voorzag de soldaat van eiwit en ijzer. Elke Romeinse soldaat ontving een dagelijks rantsoen van ongeveer 1 pond vlees, meestal spek. De soldaat zou dit rantsoen aanvullen met varkensvlees, rundvlees, kalfsvlees, wild en schaap. Het vlees werd vaak gekookt of geroosterd - twee kookmethoden die tegenwoordig worden erkend als gezonde alternatieven voor frituren.
Kaas
Kaas was een steunpilaar van het dieet van de Romeinse soldaat. Het werd gemaakt van de melk van vee van de soldaten, zoals koeien, schapen of geiten. Naast vlees was kaas een bron van vet voor de Romeinse soldaat. Onvoldoende vetverbruik zou zijn risico op het ontwikkelen van een ziekte en sterven vergroten.
Zout
Elke Romeinse soldaat kreeg een zoutrantsoen, dat hij gebruikte om vlees en vis te bewaren. De soldaten waren terughoudend om ongezouten vlees te eten, vooral wanneer ze in het midden van de woestijn gestationeerd waren, uit angst voor het ontwikkelen van een door voedsel overgedragen ziekte. Voedselvergiftiging verzwakte de soldaten en gaf de vijand daarmee het voordeel tijdens een veldslag.
Wijn
Wijn maakte deel uit van het basisdieet van de Romeinse soldaat. Soldaten dronken meestal een azijnwijn, die van mindere kwaliteit was dan vintage wijn. Water werd vaak toegevoegd aan de wijn voorafgaand aan consumptie. Speciale wijn werd voor medicinale doeleinden geïmporteerd en werd geserveerd aan de zieke soldaten die waren gehuisvest in het ziekenhuis van het Romeinse leger.
Andere aanvullende voedingsmiddelen
De locatie van de camping van de Romeinse soldaat bepaalde de soorten eten en drinken die direct voor consumptie beschikbaar waren. De Romeinse soldaat genoot verschillende vruchten, zoals appels, kersen, perziken en pruimen, evenals verschillende soorten noten, zoals walnoten, kastanjes en hazelnoten. Honing werd gebruikt om gerechten te zoeten. Consumptie van bonen en linzen was ook gebruikelijk.
Implicaties van de moderne dag
In hun account gepubliceerd in 'Histoire des Sciences Medicales', verwijzen historici E. Fornaris en M. Aubert naar de Romeinse soldaat als 'de onbegrepen sporter'. Ze vergelijken zijn calorische vereisten met die van een moderne atleet. Het hoge koolhydraatgehalte van het dieet van de Romeinse soldaat, die 78 procent van zijn totale inname vertegenwoordigde, was geschikt om de energiereserves aan te vullen die waren uitgeput door de eisen van zijn levensstijl. Dit komt overeen met de aanbevelingen van het American College of Sports Medicine voor atleten in opleiding. Atleten moeten meer calorieën consumeren dan de algemene bevolking, en de meeste van deze extra calorieën moeten afkomstig zijn van koolhydraatbronnen zoals granen.