Misschien is het in het ongrijpbare karakter van emoties in het algemeen dat de exacte oorzaken van angststoornissen nog steeds niet volledig worden begrepen. Angststoornissen zijn in verband gebracht met sociaal-ecologische en emotionele factoren, overactieve neurologische paden en veranderingen in de hersenchemie. Het is echter zeer waarschijnlijk dat in de meeste gevallen een combinatie van factoren bijdraagt aan het begin van de aandoening.
Psychologische factoren
Het staat vast dat eerdere trauma's - zoals verbaal, emotioneel, fysiek of seksueel misbruik - evenals chronische stress de kans op het ontwikkelen van een angststoornis vergroten.
Een aantal studies hebben aangetoond dat frequente stress en angst de activiteit van bepaalde regio's van de middenhersenen beïnvloeden, wat resulteert in een verhoogde gevoeligheid voor angstremmende factoren. Met name de amygdala (een kleine, amandelvormige aggregatie van kernen) lijkt een belangrijke rol te spelen in de ontwikkeling van angststoornissen. Vanuit een psychologisch perspectief lijkt het erop dat hoge niveaus van stress en angst gedurende een lange periode veranderingen op een onbewust niveau veroorzaken, wat leidt tot een vertekend beeld van de werkelijkheid. Hoe prominenter deze vervormingen zijn, des te sneller en sterker iemand reageert op angsttriggers totdat zelfs vrij onschuldige situaties teveel worden geïnterpreteerd als potentieel gevaar. Deze onbewuste veranderingen kunnen ook verklaren waarom logisch en rationeel denken meestal niet effectief zijn om een angstaanval te overwinnen.
Biochemische veranderingen in de hersenen
Onderzoekers vonden een verband tussen de concentraties van bepaalde neurotransmitters in de hersenen en het begin van angststoornissen. Neurotransmitters worden vrijgegeven door neuronen en sommige klieren, zoals de hypofyse en de bijnieren, en functioneren als boodschappers tussen het zenuwstelsel en de rest van het lichaam. Eenmaal vrijgemaakt, binden neurotransmitters zich aan specifieke membraanreceptoren, zoals sleutels die passen in hun corresponderende lokken, en dus initiërende responsen en chemische veranderingen in de cellen initiëren.
Epinefrine, norepinefrine, serotonine en gamma-aminoboterzuur (GABA) zijn neurotransmitters in de hersenen die betrokken zijn bij de angstroute. Terwijl epinefrine en norepinephrine betrokken zijn bij de stress- en angstrespons, is het bekend dat GABA en serotonine positieve gevoelens stimuleren en je humeur verbeteren. Lage concentraties GABA en serotonine, die kunnen worden veroorzaakt door een tekort aan eiwitinname, chronische stress en genetische predispositie, verhogen de kans op het ontwikkelen van een angststoornis. Veel anti-angst medicijnen werken op basis van het verhogen van serotonine en GABA niveaus in de hersenen.
Genetische factoren
Angst lijkt te draaien in gezinnen. De vraag is echter of familieleden gevoeliger zijn voor angst vanwege omgevingsfactoren die zij delen of omdat ze dezelfde genen hebben. Hoewel genetisch onderzoek in de afgelopen 20 jaar zeer geavanceerd is geworden, is er nog steeds slechts beperkte informatie over de genetische aanleg van angststoornissen. Studies met identieke tweelingen hebben aangetoond dat, hoewel angst erfelijk kan zijn, genen slechts ongeveer 30 tot 40 procent verklaren waarom een persoon een angststoornis ontwikkelt of niet.
Recent onderzoek heeft zich meer geconcentreerd op de manier waarop epigenetische factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan van angststoornissen. Epigenetica onderzoekt hoe onze omgeving de activering of deactivering van bepaalde genen kan veroorzaken. DNA-methylatie is een van de meest voorkomende manieren waarop cellen een gen uitschakelen in reactie op veranderingen in de omgeving. Wetenschappers hebben ontdekt dat stress en angst tijdens de zwangerschap via epigenetische veranderingen aan het kind kunnen worden doorgegeven. Het blijkt dat bij foetussen en zuigelingen van moeders die worstelen met depressie en stress, het gen van de glucocorticoïde receptor (GCR) sterk gemethyleerd kan zijn. De methylatie van de GCR veroorzaakt een overmatige afgifte van stresshormonen, waardoor baby's sterker reageren op stress- en angsttriggers.
Andere factoren
Angststoornissen kunnen ook worden veroorzaakt door bepaalde gezondheidsproblemen, zoals bloedarmoede, problemen met de schildklier, hartaandoeningen, chronische pijn en diabetes. Andere factoren zijn drugs- en alcoholmisbruik, ontwenning van bepaalde medicijnen, slaapgebrek en overmatig gebruik van cafeïne.
Gezien de multifactoriële redenen voor het ontwikkelen van een angststoornis, is het zinvol om de behandeling vanuit verschillende invalshoeken te benaderen, waaronder psychotherapie, veranderingen in levensstijl en, indien van toepassing, antigodermedicatie.