Een kwaadaardige dikke darm poliep - ook bekend als darmkanker - komt voor in de dikke darm. De meeste gevallen van darmkanker beginnen als een kleine niet-kankerachtige poliep die na verloop van tijd kwaadaardig wordt. Er waren 106.100 nieuwe gevallen van darmkanker in 2009, volgens de American Cancer Society. Colonkanker kan rectale bloeding, buikpijn, veranderingen in stoelgang en vermoeidheid veroorzaken. Er zijn een aantal behandelingen die kunnen worden gebruikt om darmkanker uit te roeien. Artsen zullen een gespecialiseerd behandelplan opstellen, afhankelijk van het stadium van de kanker.
Chirurgie
Als colonkanker vroeg genoeg wordt gevangen, kunnen artsen mogelijk poliepen behandelen door ze eenvoudig met een lus draad te verwijderen met behulp van een scoop die door de anus wordt ingebracht. In meer gevorderde gevallen van darmkanker is dikwijls een darmresectie vereist. Tijdens een darmresectie verwijderen chirurgen de zieke sectie van de dikke darm en koppelen een gezond deel van de dikke darm aan de endeldarm om de normale darmfunctie van de patiënt te behouden. In sommige gevallen, als gevolg van een ontsteking, kunnen chirurgen de colon en het rectum niet opnieuw verbinden en moeten daarom een colostoma uitvoeren. Een colostomieprocedure bevestigt de gezonde dikke darm aan een opening in de buikwand die door de chirurg is gemaakt. Afvalstoffen verlaten het lichaam via de nieuwe buikopening die een stoma wordt genoemd. In veel gevallen is colostomie tijdelijk, en als de ontsteking eenmaal is opgelost, kunnen artsen de dikke darm en het rectum opnieuw verbinden, waardoor de darmen weer normaal kunnen functioneren. In de late stadia van darmkanker moeten chirurgen wellicht de volledige dikke darm en het rectum verwijderen
chemotherapie
Na de operatie gebruiken artsen vaak medicijnen om resterende kankercellen te bestrijden. Artsen kunnen chemotherapeutica voorschrijven die via de mond worden ingenomen of in een ader worden geïnjecteerd. Artsen schrijven soms chemotherapie voor de operatie in om tumoren te laten slinken en chirurgie gemakkelijker te maken. Bij gebruik bij patiënten met vergevorderde kanker kan chemotherapie symptomen helpen verlichten en hen helpen langer te leven. Chemotherapie medicijnen werken door kankercellen te doden, maar het beschadigt ook sommige normale cellen en veroorzaakt bijwerkingen. Vaak voorkomende bijwerkingen van chemotherapie medicijnen zijn diarree, misselijkheid en braken, verlies van eetlust, haaruitval, huiduitslag, zweertjes in de mond, vermoeidheid, verhoogde kans op infectie en bloeden.
bestraling
Stralingsbehandeling maakt gebruik van stralen met hoge energie om kankercellen te doden en tumoren te verkleinen, volgens de American Cancer Society. Artsen kunnen bestralingstherapie aan de buitenkant geven of door radioactieve stoffen in het lichaam te plaatsen. Bij gebruik na de operatie kan straling alle kleine clusters van kankercellen doden die mogelijk tijdens de operatie zijn gemist. Als de tumoren groot zijn, kunnen artsen bestralingstherapie voorafgaand aan de operatie toedienen om de tumoren te verkleinen en gemakkelijker te kunnen verwijderen. Artsen gebruiken bestralingstherapie het vaakst bij mensen met darmkanker die zich aan een inwendig orgaan of de binnenkant van de buik hebben vastgemaakt om te verzekeren dat eventueel achtergebleven kankercellen zullen sterven.